/-/-/\ EINDOPDRACHT /\-\-\

Vorige paragraaf: 1.2


De rechtsvorm van het Burgerweeshuis

Juridische vormgeving

Het Burgerweeshuis was “een stichting der stad” (J. Ter Gouw, 1885) en werd dagelijks bestuurd door de Regenten van het Burgerweeshuis. Wettelijk waren de burgemeesters oppervoogden van alle weeskinderen (J.C. Breen, 1934). Wat het weeshuis behoefde moest de stad dus betalen (J. Ter Gouw, 1885). In de praktijk werd de daadwerkelijke zorg daarbij gedragen door de Weesmeesters (M. Hell, 2004).

De toegang tot het weeshuis was vrij, iedereen kon in en uitlopen (L. Hagoort, 1994). Dit veranderde tijdens de periode van de weeshuisziekte.

Redenen van bestaan

“De stadsbestuurders waren niet blind voor de symbolische waarde van hun functie. Zij zagen zichzelf als hoeders van de Amsterdamse bevolking en kwamen op voor hun zwakkere medeburgers, voor wie zij goedkoop brood lieten bakken en liefdadigheidsinstellingen opzetten. De stadsbestuurders hadden zowel charitatieve als pragmatische motieven om zich in te zetten voor sociaal zwakkeren. Door invloed en controle op de zorg te houden, probeerden zij ongewenste profiteurs buiten te sluiten. Daarnaast wilden zij vermijden dat armoede tot oproer zou leiden” (M. Hell, 2004).

1. ^ a b Johannes (Jan) Ter Gouw, 1885. Geschiedenis van Amsterdam. Boek IV. Amsterdam: Scheltema en Holkema, pp.428-429.
2. ^ Johannes Christiaan Breen, 1934. Uit Amsterdam's verleden. address : Amsterdam. N.V. Drukkerij en Uitgeverij J.H. De Bussy, pp.176.
3. ^ a b Maarten Hell, 2004. De Oude Geuzen en de Opstand : politiek en lokaal bestuur in tijd van oorlog en expansie 1578-1650. In- Geschiedenis van Amsterdam / II-a Centrum van de wereld, 1578-1650. Amsterdam: Sun, pp.290-292.
4. ^ Lydia Hagoort, 1994. De weeshuisziekte van 1566. Holland: Historisch Tijdschrift, 26, Den Haag [etc.]: Historische Vereniging voor Zuid-Holland ('Vigilate Deo Confidentes'), pp.71-87.