Inhoud
De Vogelvlucht
Module beschrijving
Leerdoel Brononderzoek is de kern van deze module. Alle mogelijke beeldende, archeologische en schriftelijke bronnen worden gecombineerd tot een zo persoonlijk mogelijke kennismaking met de bewoners en hun huizen in Amsterdam rond 1550, de stad binnen de muren van Cornelis Anthonisz Vogelvlucht.
Inhoud De geschilderde (1538) en de gedrukte Vogelvlucht 1544 (houtsnede, gedrukt van twaalf blokken 107,4×109,1 cm) vormen het uitgangspunt van ieders onderzoekje. Na een gezamenlijke inleesperiode kiest ieder een huis binnen de poorten van de stad. Dit huis zal eerst van de Vogelvlucht worden afgelezen en vervolgens met hulp van recentere kaarten weer op de kaart worden gezet. Van ieder te kiezen huis is in ieder geval de eigenaar of één van de bewoners (in 1550) bekend. In eerste instantie worden de woningen van min of meer ‘Bekende Amsterdammers’ onderzocht. Wat is er bekend over hun nering, hoe kan hun werkplaats eruit hebben gezien, hoe hun woning? Zijn er nog andere gegevens te combineren? Bijvoorbeeld over de buren en hun nering?
Als er genoeg gegevens bijeen zijn, kan het perceel geschikt zijn om een drie/vier-D reconstructie van te maken.
Het leren werken met 3D-programma's en het verwerken van je eigen data in een 3D model zal niet kunnen plaatsvinden binnen de uren van dit keuzevak. In het 4D Research Lab bestaat wel de mogelijkheid dit in een aansluitend tutorial of individueel practicum te doen en dus een 3D model van het onderzochte kavel te maken (in Maxon Cinema4D). Door het onderzochte kavel virtueel na te bouwen test je de geschreven hypothese, leer je ‘ruimtelijk’ te kijken naar de data en wordt er tegelijkertijd nieuwe data gegeneerd. Het gereconstrueerde kavel kan vervolgens in de virtuele stad worden geïntegreerd (je model wordt dus echt gebruikt!) en op deze manier actief bijdragen in de ruimtelijke analyse binnen een nog veel bredere stedelijke context.
Module praktisch ingevuld
Inleesliteratuur
1. Om de vogelvlucht meteen in detail te kunnen bekijken wordt vooraf de ietwat romantische tekst gelezen uit J.Ter Gouws Geschiedenis van Amsterdam, V, 1886, 2e hoofdstuk
Opdracht: Lees de tekst zorgvuldig en ga op de houtsnede na of alle locaties duidelijk zijn. Bekijk ook vooral Ter Gouws notenapparaat, want genoemde bronnen zullen later in je eigen onderzoek ook een rol kunnen spelen. Maak de toetsvragen.
2. Maikel Niel, De perspectivische ruimteweergave van het Gezicht in vogelvlucht op Amsterdam van Cornelis Anthonisz., in Caert-Thesoor, tijdschrift voor de geschiedenis van de kartografie in Nederland, 19, 2000, nr 4, p. 107-113, moet aanleiding geven voor een tweede blik op de Vogelvlucht. Maak de toetsvraag
Literatuur.
Na de start van deze werkgroep zijn er een aantal teksten verplicht die enig inzicht geven in bronmateriaal. Onderzoek naar dit laatste is spannend, maar niet verplicht. Onderstaande onderzoeksgegevens kunnen ook ontleend zijn aan literatuur.
Onderwerpskeuze, onderzoek.
1. Er worden drie subgroepen gevormd, die alle een deel van de literatuur over delen van de stad gaan bekijken. Op basis hiervan kiest iedere subgroep een aantal adressen, die de moeite waard lijken voor verder onderzoek. Dat aantal hangt uiteraard van vele factoren af, min. twee max. het aantal leden van de subgroep. Noteer nauwkeurig hoe het pand en haar bewoners, beschreven staan. Maak vervolgens een onderzoeksstrategie.
2. bovenstaande gegevens worden in de database ingevoerd, net als alle gegevens verworven gedurende het vervolg van het hele onderzoeksproces.
3. Iedere subgroep levert de positionering van de voorgestelde adressen, uit de vogelvlucht gelezen adres ingelezen in andere kaarten – kadaster kaarten.
4. Afhankelijk van de inhoud en omvang van aangeleverde gegevens en beeldmateriaal over exterieur, alternatieven van interieur wordt bepaald of het onderzoek naar het specifieke adres wordt geïntensiveerd of juist wordt afgesloten.
5. na het onderzoek naar één adres kiest iedere student zijn/haar vervolgonderzoek. Deze keuze: onderwerp, onderzoeksvraag, hypothese, wijze van verslaglegging wordt schriftelijk vastgelegd.
6. alle onderzoeksdata zijn controleerbaar ingevoerd in database, evt. problemen worden op schrift gemeld aan gemaild aan Ivan Kisjes: I.Kisjes@uva.nl en uiteraard tijdens de werkgroepszitting.
Te Toetsen:
Mondelinge presentaties
Tijdens de werkgroepszittingen wordt van iedere stap in het onderzoek verslag gedaan. Dit verslag zal eerst zijn toegespitst op de locatie van de vondsten, archief/literatuur/beeldmateriaal en de vermelding daarvan in de database. Gaandeweg moet de presentatie steeds visueler kunnen worden, niet alleen om dat het onderzochte adres in beeld komt, maar wellicht kunnen ook bewoners – in portret of anderszins- in beeld komen.
Tenslotte maakt iedereen een (flitsende) presentatie over het onderzoek, in ieder geval met behulp van een PP, maar (als het weer dit toelaat) ook op locatie.
Schriftelijke bijdragen
1. de verwerking van onderzoeksdata is verplicht
2. iedere deelnemer schrijft een tekst (van 5-10 pagina’s).
- Bijvoorbeeld in de vorm van een (regulier) onderzoeksverslag –inleiding met vraagstelling en onderzoeksaanpak, hoofdstukken, conclusie
- op de wijze van Ter Gouw een beeldend betoog zijn
- de beschrijving zijn van een reconstructie, waarbij beeldmateriaal een dominante rol speelt.
De keuze voor de vorm van de tekst maakt is individueel . Er wordt voor de laatste week een concepttekst ingeleverd aan een redactiegroep. De laatste versie wordt becijferd.
Module-voorwaarden, toetsing en becijfering
Alle deelnemers zijn bij de werkgroepszittingen, excursies en presentaties aanwezig, behalve in gevallen van overmacht, (die van tevoren bij de docent worden gemeld).
In deze module van zeven weken is twee maal afwezigheid bij de reguliere zittingen het maximum, eventuele afwezigheid bij andere bijeenkomsten, die in principe niet van tevoren op het rooster kunnen staan, worden door de docent beoordeeld. Afwezigheid moet gecompenseerd.
Voortdurend overleg en verslag, zorgvuldige input in de database, actieve deelname aan discussies en een zorgvuldige reactie op en redactie van het werk van andere studenten wordt verwacht. De verdeling van de presentaties in de laatste week wordt in een vroeg stadium opgesteld, opdat iedereen kan deelnemen.
Toetsing: vier zaken:
- actieve participatie
- presentaties
- bijdragen aan database
- concepttekst en tekst
Eventuele toetsvragen krijgen geen beoordeling maar tellen mee in de participatie. Becijfering: Alle onderdelen tellen voor 25% mee, minimaal gemiddeld cijfer 5.5